- evidence
- n. getuigenis, bewijs, bewijsstuk--------v. aanduiding; bewijsevidence1[ evviddəns]I 〈telbaar en niet-telbaar zelfstandig naamwoord〉1 aanduiding ⇒ spoor, teken2 bewijs ⇒ bewijsstuk/materiaal/plaats♦voorbeelden:1 bear/show evidence of • sporen/tekenen dragen van, getuigen vangive evidence of • tekenen vertonen van2 〈juridisch〉 evidence of guilt • bewijs van schuldconclusive evidence • afdoend bewijsbear evidence that • het bewijs leveren datproduce evidence • bewijs leveren/verschaffen〈juridisch〉 evidence against • belastend(e) materiaal/feiten ingebracht tegen〈juridisch〉 evidence for the defence/prosecution • bewijs à decharge/à chargeon the evidence of • op grond vanII 〈niet-telbaar zelfstandig naamwoord〉1 getuigenis ⇒ getuigenverklaring2 duidelijkheid ⇒ zichtbaarheid, opvallendheid♦voorbeelden:1 give evidence before court • voor het gerecht getuigen(is afleggen)call someone in evidence • iemand als getuige oproepen2 be in evidence • zichtbaar zijn/opvallen————————evidence2〈werkwoord〉1 getuigen van ⇒ blijk geven van, tonen
English-Dutch dictionary. 2013.